29ste zondag door het jaar (a) 2017

Beste mensen,

Deze keer zijn de Farizeeën aan de beurt. Matteus werkt de tegenstanders een voor een af. Vandaag gaat het over de belastingpenning die de Romeinse bezetters hadden ingevoerd. Geld is – zoals we weten – een teken van macht. De penning was er naar. Hij droeg het opschrift van de Goddelijke Keizer en ook zijn afbeelding. Het was voor gelovige Joden onrein geld, want heidens. En in de tempel mocht het niet worden gebruikt, zelfs niet eens binnen gebracht.

De vraag is precair: belasting betalen of niet? In Joodse kringen was hierover verschil van mening: de ene partij vond het geoorloofd, de ander niet. Veel Farizeeën waren tegen. Jezus wordt gevraagd stelling te nemen in dit conflict. En nog wel openlijk. Nee zeggen betekende een politieke stellingname tegen de bezetters, die dit natuurlijk niet zouden accepteren. Ja zeggen betekende dat Hij de bevolking tegen zich zou krijgen plus de partij die er vóór was. De vraag lijkt reëel in de situatie van bezetting en willekeur. Maar het is wel een val. En dat is ook de bedoeling van de vraagstellers. Jezus doorziet dat. Het gaat hun helemaal niet over de vraag die ze stellen. Ze hebben zelf de belastingpenning in hun zak, want ze kunnen hem meteen laten zien. Het is geen open vraag. In de praktijk hebben ze hem al beantwoord.

Hij vraagt wat er op staat. Het kan best zijn dat hij het geldstuk nooit heeft gezien. Maar dat is het punt niet. Hij laat ze het zelf zeggen: “Van de Keizer”. Dan geeft Hij een prachtig antwoord: “Geef de keizer wat hem toekomt”met als toegift: “En aan God wat Hém toekomt”. Daarop hebben ze geen antwoord Er zijn overal keizers. Ze vragen hun tol. Je hebt er de hele dag mee te maken op je werk, in het verkeer, in de kerk en in de samenleving. Wij kunnen nog protesteren. In de tijd waarin Jezus leefde, hoefde je daar niet aan te denken. En als we kijken wat er in de wereld her en der gebeurd, dan wordt door de vele keizers elke vorm van protest de kop ingedrukt. Wie de bezetting van ’40-45 heeft meegemaakt, weet nog heel concreet waar dat over gaat. Jezus lost dat niet voor je op. Alles is door de ‘keizer’ geregistreerd: bij de burgerlijke stand, bij de belasting in databanken, op chips, door camera’s paspoorten en legitimatiebewijzen

Je moet de machten geven wat ze toekomt, zegt Jezus. Maar hij zegt er wel bij: je moet God daarbij niet uit het oog verliezen. En meer denk ik. Zijn ongevraagde toevoeging “God geven wat hem toekomt” is het belangrijkste. “God geven wat hem toekomst”. Wat komt God toe? De Goddelijke Keizer staat op de munten van zijn macht. De Ware God staat niet op munten (ofschoon ook dat voorkwam!) maar staast op de munt van je hart. Het is duidelijk waar voor Jezus het zwaartepunt ligt. Hij heeft nota bene pas de tempel schoon geveegd. Tegen de publieke orde in. De vraag die zij stellen is niet ‘objectief’ te beantwoorden. Telkens moet je in de situatie zien wat je moet doen met je hart als richtlijn. Over dat hart hoor je niets in de vraagstelling van de Farizeeën. Vanuit dat hart treedt Jezus voortduren op bij de genezingen op de Sabbath, bij het eten met zondaars. Met zijn aandacht voor de armen. Hij geeft op die momenten aan God wat hem toekomt. En zal daaraan kort daarop zelf ten gronde gaan. Dit is een belangrijk punt dat ik leer uit dit verhaal.

Maar er is nog een tweede: Jezus leert zijn tegenstanders af om theoretische vragen te stellen die ze in de praktijk van hun leven al lang beantwoord hebben. Hij maakt hun onoprechtheid duidelijk. Ze vragen Hem of het al of niet geoorloofd is belasting te betalen, terwijl ze het geld waarmee dat moet gebeuren zelf in hun zak hebben. Zo kun je puur theoretisch afvragen of God bestaat maar het in je concrete dagelijks leven ontkennen. Zo kun je ook theoretisch allerlei voorschriften aanvaarden terwijl het concrete leven laat zien dat je deze regels niet aanvaardt. Soms vraag ik me wel eens af of de leiders in de kerk het leven van mensen serieus nemen of de leer blijven aanvaarden; een leer die voor velen van de bisschoppen onveranderlijk is; een leer die door vele katholieken wereldwijd al jaren lang niet wordt onderschreven.
Jezus vraag van ons om elke dag opnieuw te proberen echt vanuit je hart te leven, te leven met anderen en met de Eeuwige , wiens naam is: ”ik zal er zijn”.

We ervaren dagelijks dat we in onze samenleving niet kunnen leven als we de vele “kiezers” niet erkennen. Wat ze doen is ook niet allemaal negatief. Jezus zegt: geef wat ze toekomt, maar lever je niet uit aan hen. Want je bent van God. Bij de keizers heb je niet echt een naam, hoogstens een naamplaatje. Bij mijn Vader heb je een naam, geen burgerservice-nummer. Hij administreert je niet. Hij geeft je een bestemming. Je bestemming is om lief te hebben.

 

29ste zondag door het jaar (a) 2017